SURFEN

Twintigste eeuw, een en twintigste eeuw. De golven die als de hartslag van de aarde ritmisch en trouw op het strand denderen. Dan weer krachtig, dan weer kalm. Alsof alle vragen op deze aardbol al eens aan de zee zijn gesteld en de zee alle antwoorden heeft. Het wordt eb en vloed, en eb, en vloed. De zee is eeuwig, eindeloos, tijdloos. Altijd aanwezig. Vooral voor surfers is dat een geruststellende gedachte. Mijn mannen surfen namelijk alle drie.

Thuis in Scheveningen en op vakantie langs de kust kijken ze hoe de golven staan, of het getij nu gunstig is, of straks. Of de wind aanlandig is, of dat die er helemaal uitgaat en ze dus nu alvast hun board kunnen waxen. De zee leert ze geduldig zijn. De zee doet wat hij wil. Je kan je surfsessie niet plannen, je moet wachten op de golven. En als de condities om te surfen dan uiteindelijk gunstig zijn en ze rennen het water in, dan is er nog die wasmachine die ze moeten trotseren om naar buiten te peddelen. Om gespoeld te worden en nog een keer. De zee leert ze vastberaden te zijn en door te blijven ademen. Niet in paniek te raken. Vertrouwen te hebben. En dan komt er een goede golf aan en moet ervoor gegáán worden, en je moet laten zien dat het jouw golf is, anders neemt iemand anders 'm. De zee leert mijn kinderen te laten zien wie ze zijn, dat ze er mogen zijn, ongeacht hoe lang je al surft of hoe goed je het kan. Maar er moet ook gewerkt worden, want je kan het niet zomaar, surfen. Je moet peddelen, kracht ontwikkelen, oefenen om te staan, met telkens het risico achter de golf of helemaal in de golf te verdwijnen. 

En als je het bij die ene golf niet hebt gered, dan leert de zee je om de teleurstelling te verwerken. Het niet op te geven. Rustig maar, zegt de zee, er komt zo weer een nieuwe set. En dan wacht je, op die volgende golf. En in de tussentijd ga je op je board zitten en tuur je over de horizon. Woel je met je handen door het zachte water. Luister je naar het ruisen van de zee. Luister je naar wat de zee je vertelt. Want de zee geeft alle antwoorden. Want de oceaan is de oceaan, en jij bent ook de oceaan. Dat voel je als je in het water ligt. Als je surft. Dat je het water bent geworden, de vissen onder je. De horizon en de zonsondergang. De vragen in je hoofd lossen op, want die vragen zijn als de golven. Soms groot, soms klein. Ze komen, ze gaan. Al je vragen lossen op in het water onder je en je woelt met je benen onder je board omdat het kan, omdat er eenheid is. Wachtend op de volgende golf die jou uitkiest en je optilt. En je zwevend naar de kust draagt.  

En op dat strand sta ik dan te fotograferen. En te turen naar welke zeehond in zwart pak er eentje van mijn mannen is. Maar omdat dat sowieso onmogelijk is van zo'n afstand staar ik maar eindeloos naar de horizon en adem op het ritme van de golven. Als in meditatie. Ik stijg uit boven alle vragen en antwoorden die er vechten om aandacht in mijn hoofd en ik word net als mijn drie surfers de zee, de vissen, de golven, de lucht boven me, de wolken in de lucht en het zand onder mijn voeten. Dat is wat ik dus eigenlijk heb, met de zee.